Foto: carlo coppejans
Vandaag om 19:22 door
De stad Aalst stuurt de erkenning van het Carnaval door de Unesco terug. “Aalstenaars hebben het gehad met de groteske verwijten”, zegt burgemeester Christoph D’Haese(N-VA) in een mededeling. “Wij zijn geen antisemieten of racisten. Wie dat blijft beweren, is te kwader trouw.” De burgemeester gaat ervan uit dat het carnaval later dit jaar op de algemene vergadering van Unesco geschrapt zal worden als immateriëel erfgoed, om die reden heeft hij besloten dat Aalst de eer aan zichzelf zal houden.
Het carnaval van Aalst kwam begin dit jaar onder vuur te liggen van joodse organisaties omdat er in de stoet een praalwagen meereed met karikaturale joodse personages die koffers met geld beschermen, wat herinneringen oproept van de nazi-propaganda. De carnavalisten stelden altijd dat het satire en geen antisemitisme betrof.
“Aalstenaars hebben het gehad met de groteske verwijten”, schrijft burgemeester D’Haese in een mededeling. “Wij zijn geen antisemieten of racisten. Wie dat blijft beweren, is te kwader trouw. Aalst zal altijd de hoofdstad van spot en satire blijven.”
Ondanks overleg met alle betrokken partijen en een bezoek van het Aalsterse stadsbestuur aan Unesco in Parijs konden de plooien niet worden glad gestreken. Aalst gaat ervan uit dat het carnaval niet langer op de Unesco-lijst voor Immaterieel Cultureel Erfgoed zal staan, en wil zich niet laten censureren, zegt burgemeester D’Haese. Sterker nog: hij meent dat de Unesco vooringenomen is.
“Zélfs gelijkekansencentrum Unia stelde met zoveel woorden dat er geen kwaadwillige intentie was en dat er geen wetten werden overtreden. Dat Unesco in het ontwerpbesluit over Aalst zowat letterlijk het omgekeerde beweert. “ Unia (...) confirmed that the representations of Jewish communities are indeed anti-Semitic ”, reveleert een vooringenomen requisitoir van een in deze kwestie compleet wereldvreemde organisatie”
“Van alle humoristen zijn Aalstenaars de dappersten”, zegt hij nog. “Daarom houden wij de eer aan onszelf en nemen we afstand van de Unesco-erkenning.”
Met de medewerking van