Guy Van Nieuwenhuysen. Foto: Victoriano Moreno
Het moet eind jaren 70 zijn geweest. Stadsvernieuwing was toen het modewoord. In verscheidene Belgische steden bogen burgers, verkeersspecialisten en politici zich over de inrichting van de stadskernen, die door de toegenomen verkeersdrukte dreigden te versmachten. In Brussel werd gehamerd op het belang van inspraak en dat pikte het Turnhoutse stadsbestuur op. Ik herinner mij de buurtvergaderingen in het buurthuis van Buurtwerk Stokt. Daar bogen we ons over het stratenplan en gaven we onze mening over de voorgestelde verkeerslussen. Die meningen waren erg verdeeld en het plan werd nooit helemaal uitgevoerd. Als excuus gold dat het middeleeuwse stratenpatroon van Turnhout, waarin de Grote Markt het grote (verkeers)knooppunt was, moeilijk kon worden aangepast. De geschiedenis herhaalt zich. Ook vandaag buigen we ons over de verkeersdoorstroming en de bereikbaarheid van de stad. Ook het idee van de verkeerslussen kwam al ter sprake. Alleen het Turnhoutse stratenpatroon is niet aangepast. Dat blijft even middeleeuws als veertig jaar geleden. Toch is er een verschil. Toen ik als jonge snaak mijn idee over het Turnhoutse mobiliteitsplan mocht geven, stond alles nog in het teken van de auto. Dat is vandaag stilaan niet meer het geval. Ik woon in een van de mobiliteitskamers waarin een nieuw verkeerscirculatieplan die auto aan banden heeft gelegd en ik heb mogen ervaren dat de straat veiliger en aangenamer is geworden. Het Turnhoutse stratenpatroon is ontstaan lang voordat er van auto’s sprake was. Het besef groeit dat een auto in een gezonde woonomgeving niet thuishoort, en er zeker niet te pas en te onpas kan rondrijden. Een plan maken waarin de stad goed bereikbaar, maar ook leefbaar is, blijft een moeilijke opgave, maar wordt allicht eenvoudiger als we de auto niet langer voorrang geven. Dat is logisch, het duurt alleen even voordat het tot ons doordringt.
Met de medewerking van