Een maand na de start van het academiejaar voelen de studenten van de AP Hogeschool zich helemaal thuis in hun nieuwe campus aan Park Spoor Noord. Architecten Bart Verheyen en Xavier Avontroodt kijken met trots toe hoe hun plannen tot leven komen.
Het statig witte gebouw van de is een ontwerp van het Antwerpse architectenbureau : het complex was al helemaal afgewerkt in het voorjaar van 2015, maar de echte test kwam er pas half september met de toestroom van de studenten uit de opleidingen Wetenschap en Techniek. Bart Verheyen : “De ingebruikname van een gebouw is voor elke architect de lakmoesproef; de ultieme test zeg maar. Vervult het de functie zoals wij het in het ontwerp voorzien hebben? Komt het gebouw tot leven zoals wij dat invulden? Hoe goed dat je dat vooraf ook probeert in te schatten, het zijn uiteindelijk toch de gebruikers die bepalen of een project slaagt.” Xavier Avontroodt : “Tijdens de Dag van de Architectuur op 10 oktober hebben we zo’n vierhonderd bezoekers rondgeleid in het gebouw. Dat toont dat er veel nieuwsgierigheid is naar de nieuwe campus.”
Het nieuwe schoolgebouw moest uiteraard onderdak geven aan aula’s, kantoren en een cafetaria. Die vereisten laten een architect weinig ruimte voor creativiteit – of toch? Bart Verheyen : “We hebben ons de vraag gesteld wat een hogeschool als gebouw precies moest betekenen voor de studenten. Ze volgen technische opleidingen, dus hebben we de technieken in het interieur niet verstopt, maar zichtbaar gelaten. Daardoor krijgt het gebouw zelf al een didactische waarde. Door die beslissing konden we tegelijk het budget beperken. Daar zit de echte creativiteit: meerwaarde creëren zonder meerkost.” Xavier : “Voor mij vormt de patio het hart van het gebouw. Die zorgt voor lichtinval in het hele gebouw, maar speelt ook een sociale rol. Iedereen komt hier samen, al is het maar op weg van de ene les naar de volgende. De open ruimte maakt een soort van uitnodigend gebaar naar de omgeving.” “Het klinkt misschien verrassend”, vult Bart aan, “maar dit gebouw wordt vooral bepaald door wat we níét hebben gebouwd. De ruime patio is geen ‘nuttige ruimte’; je kan er geen aula’s, cafetaria of kantoren in kwijt, maar de ruimte vervult hier wel een essentiële ontmoetingsfunctie. Daarin kunnen wij als architecten een meerwaarde creëren.”
‘Een uitnodiging voor de omgeving’ is een vaak terugkerend thema voor de architecten van Stramien. “Deze campus maakt deel uit van het masterplan Park Spoor Noord”, verduidelijkt Bart. “Het gebouw moest echt in dialoog gaan met zijn omgeving. Dat proberen we bij al onze projecten te doen. Geen enkel gebouw staat op zichzelf. Architectuur beïnvloedt altijd het leven errond.” “Een ander mooi voorbeeld van die filosofie is Campus Zuid van de Karel de Grote-Hogeschool. Dat project leveren we in de loop van volgend jaar op. Ook daar proberen we enkele publieke functies te verweven in het gebouw, waardoor het helemaal tot leven komt. Voor Stramien gaan architectuur, stedenbouw en landschap altijd samen. Het heeft geen nut te proberen ze uit elkaar te trekken: de drie lopen in elkaar over.”
Antwerpen blijkt een erg vruchtbare grond voor dat trio van architectuur, stedenbouw en landschap. Bart : “Onder het toeziend oog van de stadsbouwmeester en zijn team is er in Antwerpen een duidelijke visie gegroeid. Op prestige, maar ook op samenhang en kwaliteit in de ontwikkeling van de stad. Dat heeft een dynamiek in gang gezet. Rij maar eens over de ring – of sta er stil – en je ziet overal bouwkranen. Het landschap is altijd in beweging in Antwerpen.” Dat heet d’ynamiek met een visie’ volgens Xavier: “Je kan niet in elk project groter, opvallender en exuberanter zijn. Als je het MAS, het Justitiepaleis en het Havenhuis naast elkaar zou zetten, maken ze elkaar dood. Zulke iconische gebouwen moet je spreiden en verder aandacht hebben voor functionele architectuur. Die wel creatief is, maar niet schreeuwerig. Dat heeft Antwerpen goed begrepen.”
“Als we als architectenbureau één ding kunnen bijdragen, is het meedenken over de toekomst van bouw- en woonvormen in Antwerpen”, filosofeert Bart. “Ik zie bijvoorbeeld nog veel kansen voor cohousing-projecten. De stad merkt dat jonge gezinnen wegtrekken naar het platteland: ze zien zich geen kinderen opvoeden in een klassiek appartement. Ze willen een tuin, bewegingsruimte die ze nu niet vinden in de stad. Het is de taak van de stad, maar ook van ons als architecten, om alternatieven te bedenken.” “Als we ondertussen de politietoren aan de Oudaen onder handen mogen nemen, ben ik ook al blij. (lacht) Dat gebouw heeft enorm veel potentieel. Ook voor de buurt. Je kan de toren niet los zien van de straten errond. Dat is een van de geheimen van het vak van een architect: wat je niet bouwt, is minstens even belangrijk als wat je wél bouwt.”