Thomas More neemt zomerscholen 2020 onder de loep en pleit voor duidelijke omkadering en focus op remediëring leerachterstand
De 138 Vlaamse zomerscholen van minister van Vorming en Onderwijs Ben Weyts bereikten meer dan 7.500, vaak kansarme en anderstalige leerlingen, en waren 'in diverse opzichten' een succes.
Dat blijkt uit het lijvige evaluatierapport dat onderzoekers van Thomas More opstelden. Leerlingen en ouders, coördinatoren en medewerkers toonden zich overwegend tevreden over de organisatie en de resultaten.
De onderzoekers pleiten ervoor om te blijven investeren in Vlaamse zomerscholen, maar mét de nodige verbeteringen: meer voorbereidingstijd, een aangepaste subsidiëring, meer focus op remediëring van leerachterstand, meer inspanningen om kwaliteitsvolle medewerkers aan te trekken en een duidelijk kader voor hun statuut en verloning.
Ze pleiten ook voor een faciliterende rol van de overheid en degelijke wetenschappelijke monitoring.
Op vraag van Vlaams minister van Onderwijs en Vorming Ben Weyts evalueerden onderzoekers van Thomas More de organisatie en de werking van de 138 gesubsidieerde zomerscholen die afgelopen zomer doorgingen na een dubbele oproep van het ministerie.
Deze scholen moesten ervoor zorgen dat de betrokken leerlingen beter voorbereid aan het nieuwe schooljaar konden beginnen na de corona-lockdown en de (gedeeltelijke) sluiting van de fysieke scholen tussen 15 maart en eind juni, omdat er belangrijke indicaties waren van leerachterstand bij heel wat leerlingen.
De maximale subsidie bedroeg 2.500 euro en de klasgrootte moest beperkt blijven tot 14 leerlingen.
De studie van ExCEL, het expertisecentrum voor Effectief Leren van Thomas More, in samenwerking met de lerarenopleiding van de hogeschool, bestond uit een vragenlijstonderzoek bij alle deelnemende zomerscholen en een meer diepgaande casestudy bij elf daarvan.
De studie peilde ook naar de ervaringen en de tevredenheid van leerlingen, ouders, medewerkers en coördinatoren. Het expertisecentrum presenteerde de minister een lijvig rapport en formuleerde daarin ook een aantal beleidsaanbevelingen.
Onderzoeksvragen
1. Welke zomerscholen werden gepland en feitelijk ingericht? 2. Hoe werden de gerealiseerde zomerscholen praktisch georganiseerd? 3. Hoe werden de gerealiseerde zomerscholen inhoudelijk georganiseerd? 4. In welke mate week de feitelijke inhoudelijke en praktische organisatie van de gerealiseerde zomerscholen af van de geplande organisatie? 5. Hoe werd het doelpubliek geselecteerd en bereikt? 6. Welke typologieën van zomerscholen kunnen we onderscheiden in het aanbod? 7. Hoe ervaarden de deelgenomen leerlingen en diens ouders de zomerscholen? 8. Hoe ervaarden de betrokken personeelsleden de zomerscholen?
Conclusies
De oproep van de minister kreeg breed gehoor: de 138 zomerscholen lagen mooi verspreid over Vlaanderen, met een versterkt aanbod in de grote steden. In totaal namen 7.521 leerlingen deel aan een Vlaamse zomerschool, begeleid door bijna 1.400 medewerkers.
Het merendeel van de zomerscholen ging door in de laatste drie volledige weken van augustus 2020.
Het grootste aanbod was er voor leerlingen uit het lager onderwijs. Bijna zes op tien zomerscholen richtte zich enkel op de lagere school, terwijl nog eens 18% een aanbod had voor leerlingen uit zowel het lager als het secundair onderwijs.
Het initiatief werd hoofdzakelijk genomen door lokale besturen en onderwijsverstrekkers (scholen, scholengemeenschappen en koepelorganisaties). Daarnaast werkte een brede waaier aan andere organisaties mee.
Zomerscholen trokken gemiddeld genomen een eerder kansarm en anderstalig publiek. Scholen (maar ook openbare besturen) speelden belangrijke rol om deze kinderen op de zomerschool te krijgen en hen ook effectief te laten deelnemen.
Een derde van de zomerscholen richtte zich enkel tot leerlingen van de eigen school (gesloten aanbod), twee derde op leerlingen van meerdere scholen (open aanbod). Effectief maatwerk was voor zomerscholen niet altijd eenvoudig te leveren.
Hoewel betrokkenen aangaven frequent te differentiëren, meldden ze ook eerder gebrekkig zicht op de beginsituatie van leerlingen – zeker in zomerscholen die zich niet richtten op de leerlingen van slechts één 'gewone' school.
Bijna de helft van de coördinatoren gaf aan dat ze op het moment van de bevraging de toereikendheid van de subsidies van maximaal 2.500 euro nog niet kon inschatten. Een kwart van de coördinatoren rapporteerde dat het de kosten niet volledig dekte, terwijl 30% aangaf dat dat wel zo was.
Het overgrote deel van de zomerscholen gaf aan zowel remediëring van leerachterstand als voorbereiding op het nieuwe schooljaar na te streven.
De coördinatoren lieten verstaan dat het niet evident was om voldoende geschikte medewerkers te werven. Ongeveer één op vijf van de zomerschoolmedewerkers was niet pedagogisch geschoold.
Ook heerste er in sommige zomerscholen met een gesloten aanbod onduidelijkheid over het statuut en de verloning van de deelnemende leerkrachten. Ouders en leerlingen evalueren de mate waarin de zomerschool heeft bijgedragen tot het leren van kinderen hoofdzakelijk positief.
Over het algemeen tonen coördinatoren en medewerkers zich tevreden tot zeer tevreden over de zomerschool waar ze deel van uitmaakten. Op een schaal van 1 tot 10 situeert de gemiddelde tevredenheidsscore voor beide groepen zich rond 8 op 10.
In de beoordeling door de coördinatoren valt op dat op sommige vlakken de tevredenheidsscores lager zijn, zeker wanneer het gaat over het voldoende zicht hebben op de beginsituatie van de leerlingen, over de mate waarin het aanbod aansloot bij de noden van alle leerlingen en over de opvolging en evaluatie van het leren van de leerlingen.
Aanbevelingen
De onderzoekers stellen de overheid voor:
om te blijven investeren in de Vlaamse zomerscholen;
om een scherpere focus te hanteren in de doelstellingen van zomerscholen;
om een faciliterende rol op te nemen als overheid in de realisatie van de zomerschool(doelen);
om initiatieven te nemen waardoor zomerscholen nog beter in staat zijn om kwaliteitsvolle medewerkers aan te trekken;
om bij een volgende organisatieronde van zomerscholen een ruimer tijdspad te voorzien;
om de subsidiëring van de Vlaamse zomerscholen grondig te evalueren en bij te sturen waar nodig;
om te investeren in een wetenschappelijke monitoring van het effect van de Vlaamse zomerscholen;
dat inrichters van open zomerscholen investeren in nauwe samenwerkingsverbanden met de aanleverende scholen.
De onderzoekers stellen de inrichters van zomerscholen voor:
om te investeren in nauwe samenwerkingsverbanden met de aanleverende scholen;
om duidelijker te kiezen voor het gericht wegwerken van leerachterstand als primair doel van de zomerschool.