Sciensano volgt de evolutie van de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus op bij bloeddonoren en bij gezondheidswerkers in de ziekenhuizen.
De meest recente resultaten wijzen in beide groepen op een stijging van het aantal mensen met antistoffen.
Percentage bloeddonoren met antistoffen tegen coronavirus stijgt tot 14% Sinds 30 maart onderzoekt Sciensano in samenwerking met Rode Kruis-Vlaanderen en le Service du Sang de la Croix-Rouge de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus in het bloed van Belgische bloeddonoren.
Zo kunnen ze inschatten in welke mate personen uit deze bevolkingsgroep in contact zijn geweest met het coronavirus. Uit de laatste analyse van 15.853 stalen lijkt het aandeel bloeddonoren dat detecteerbare antilichamen heeft tegen het coronavirus tijdens de 2de golf te zijn toegenomen tot 14%, nadat het lang was blijven hangen op 5%.
Sciensano volgt de evolutie van de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus op bij bloeddonoren en bij gezondheidswerkers in de ziekenhuizen. De meest recente resultaten wijzen in beide groepen op een stijging van het aantal mensen met antistoffen.
Sinds 30 maart onderzoekt Sciensano in samenwerking met Rode Kruis-Vlaanderen en le Service du Sang de la Croix-Rouge de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus in het bloed van Belgische bloeddonoren.
Zo kunnen ze inschatten in welke mate personen uit deze bevolkingsgroep in contact zijn geweest met het coronavirus. Uit de laatste analyse van 15.853 stalen lijkt het aandeel bloeddonoren dat detecteerbare antilichamen heeft tegen het coronavirus tijdens de 2de golf te zijn toegenomen tot 14%, nadat het lang was blijven hangen op 5%.
Op basis van de laatste stalen zijn er belangrijke regionale verschillen in de aanwezigheid van antistoffen:
Aangezien de laatste stalen dateren van eind november, geven ze de situatie van midden november weer. Deze regionale verschillen weerspiegelen de epidemiologische evolutie van positieve gevallen binnen elke regio tijdens de 2de golf, waarbij vooral Brussel en Wallonië werden getroffen.
Daarnaast volgt Sciensano samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde sinds eind april een groep van 850 gezondheidswerkers op. Deze studie liep oorspronkelijk tot september 2020, maar is verlengd tot april 2021.
Ook hier zien we een stijging van het aantal gezondheidswerkers met antistoffen tegen het coronavirus tot 17%, in vergelijking met de 8 à 9% die we sinds het begin van de studie tot eind september waarnamen. Zoals bij de bloeddonoren is deze stijging een weerspiegeling van de situatie tijdens de 2de golf.
Vanaf oktober nam het aantal gezondheidswerkers en bloeddonoren met antistoffen tegen het coronavirus toe. Deze stijging volgt de evolutie van het aantal besmettingen in de 2de golf met enkele weken vertraging, omdat het na een infectie meestal een tweetal weken duurt vooraleer antistoffen aan te tonen zijn in het bloed.
Bovendien moet iemand die ziek is geweest ook 14 dagen wachten om bloed te geven.
Daarnaast zien we dat de cijfers van oktober en november bij de gezondheidswerkers en bij de bloeddonoren van dezelfde grootteorde zijn. De werkomgeving lijkt bij gezondheidswerkers dus geen belangrijkere bron van SARS -CoV-2 infecties te zijn dan bij de algmene bevolking.
De cijfers suggereren eerder een link met de globale trend van de infecties binnen de bevolking.