Op papier leek er alvast geen speld tussen te krijgen. Winkeliers zien op tegen duurzame renovatie, zo klonk het, omdat ze hun deuren tijdens zo’n renovatie te lang moeten sluiten. Als we hen een pop-upstore geven om die sluitingsperiode te overbruggen, gaan ze dus massaal aan het renoveren. De Antwerpse winkels zouden toonbeelden van energiewijsheid worden, dank zij een heerlijk eenvoudig en haalbaar idee. Zo leek het, tot de winkeliers met enkele scherpe vraagtekens gaatjes prikten in de pop-upballon.
Het idee kwam bovendrijven tijdens een brainstormmeeting van halfweg 2014. Een groep experten, visionairen, partners, bewuste consumenten en betrokken burgers vroeg zich af hoe we energie kunnen besparen in het Antwerpse hart en meteen ook versneld kunnen inzetten op duurzame energievoorziening. Het ging er over woonhuizen, straatverlichting, helpdesks, monumenten, openbare gebouwen en ook over winkels. Voor die laatste stelde Eandis de pop-upstore voor: een grote, aanpasbare winkelcontainer die u in de buurt van uw zaak kunt neer zetten terwijl uw winkelruimte een energie-makeover krijgt. Er was meteen enthousiasme en Eandis besloot dit idee te trekken.
Brits onderzoek had enkele jaren geleden nog uitgewezen dat mensen sneller tot renoveren overgaan als een grote zorg waar ze tegenop kijken wordt weggenomen. Zou het ook zo zijn bij winkeliers? Sommige Stadslaboranten dachten van wel, maar eer ze uit de startblokken schoten, werd besloten om toch eerst even bij de winkeliers te polsen. Waren die wel net zo enthousiast?
De winkeliers vonden het voorstel wel leuk en interessant. Ze waren blij dat er al meteen aan ontzorging werd gedacht en zagen zeker pluspunten. “Helemaal niet verkeerd”, zei de eigenaar van een kinderkledingzaak, “Alleen al door het feit dat je niet stil ligt…” “Meer nog,” vulde een collega aan, “de klanten zullen er positief tegenover staan. Er is vernieuwing, beweging, ambiance. Er gebeurt iets, ze willen komen kijken.“
Ze vonden het een boeiend concept dat publiciteit en zichtbaarheid zou kunnen opleveren en de kans om een andere locatie uit te testen. Als het dan ook nog eens aan een gunstprijsje zou worden aangeboden, in te richten naar eigen inzichten, met alle faciliteiten erop en eraan, zonder stapels papierwerk en plichtplegingen, dan vonden ze zo’n pop-upstore best wel aantrekkelijk. Alleen… niet van toepassing.
Een pop-upstore is pas lonend wanneer die een maand of langer gebruikt wordt. “Het is een verhuis’, verduidelijkt een chocolatier, “Het is het opstarten van een winkel.” Er komt een heel logistiek verhaal aan te pas, met extra voorbereiding, communicatie, kosten en gedoe. Niet meteen zorgeloos, zeg maar.
Om de vijf jaar willen winkeliers hun zaak wel opknappen, een nieuwe look geven en misschien wat losliggende tegels herstellen op voorwaarde dat het snel kan en het de klantenbeleving ten goede komt. Enkele weken langer dicht blijven om het gebouw fysiek aan te pakken en zo energiezuiniger te maken, blijkt niet meteen aan de orde. “Dat zien de klanten niet. Ze gaan bij ons niet vragen: ‘Hoe verwarmen jullie?’”
“Ik denk niet dat veel mensen vanuit een puur emotioneel standpunt zeggen: ‘We moeten iets doen aan de opwarming van de aarde’”, bevestigt één van de winkeliers, “Niemand gaat zeggen dat dat niet belangrijk is, maar uiteindelijk is de kostprijs wel een heel grote factor.”
De pop-upstore bleek dus wel een nobel idee, maar geen hefboom om winkeliers stevig te laten renoveren. De bezorgdheid om de lange sluiting blijkt helemaal niet de grootste drempel. Die zit immers bij een economische rationale: een dure investering moet met zekerheid renderen, en liefst op korte termijn. Als de stad al wil helpen dan graag met “subsidie en advies”, zo klinkt het. “Het zou mooi zijn moest de stad financieel tussenkomen om onze zaken ecologisch verantwoord in te richten. Dat is win-win.”