‘In onze samenleving zijn beelden, door toedoen van opeenvolgende technische ontwikkelingen, steeds meer tot consumptie- en wegwerpartikelen herleid. Lang geleden al, door de uitvinding van de boekdrukkunst, maar vanaf de 19de eeuw versneld, met fotografie, de fotokopie, de computer en de digitale procedés, kwamen de integriteit en authenticiteit van beelden onder druk te staan. Het oeuvre van de Nederlandse, in Brussel gevestigde kunstenaar Willem Oorebeek kan worden gelezen als een onderzoek naar hoe beelden zich onder die omstandigheden gedragen: hun kwetsbaarheid, hun overlevingskracht.’ In 2010 maakte Willem Oorebeek een reeks van negen wandtapijten voor het Ellipsgebouw van de Vlaamse overheid, in opdracht van het toenmalige agentschap voor Facilitair Management. ‘Het medium roept in de context van een (Vlaamse) overheidsopdracht een aantal associaties op: niet alleen ontwikkelden de oude Nederlanden vanaf de 13de eeuw op het gebied van tapijtkunst een rijke traditie, met wereldberoemde ateliers in onder meer Doornik, Brugge, Oudenaarde, en later Mechelen en Antwerpen; de kostbare wandtapijten werden gemeenzaam vervaardigd in opdracht van gezagdragers en overheden en moesten in pronk- en audiëntiezalen hun macht en aanzien onderstrepen. Oorebeek mag die referenties dan in het achterhoofd hebben gehouden, hij deed er verder zijn eigen zin mee: enerzijds wijkt zijn tapijtencyclus in meerdere opzichten van iedere “traditie” af, anderzijds krijgt zijn keuze voor het medium, in het licht van zijn oeuvre als geheel, een specifieke betekenis.’ ‘Als bron voor de tapijten gebruikte de kunstenaar overwegend gevonden beelden van diverse oorsprong: kalenderbladen, een pagina uit een boek, tijdschriftcovers… Met aangepaste software werden de digitale beelden rechtstreeks omgezet in een weefpatroon, wat resulteerde in een gloednieuw en uniek “origineel”. Interessant is overigens te bedenken dat ook de historische gobelins het eindproduct waren van een lang proces van beeldproductie en -manipulatie (schetsen in diverse stadia, vervolgens geschilderd “karton” op ware grootte enzovoort).’ ‘Oorebeeks reeks is geen verhalend ensemble, de jacquardtapijten hebben geen duidelijke volgorde en de kunstenaar verkoos oorspronkelijk ook niet om ze in een bij uitstek representatieve of publieke zone van het Ellipsgebouw onder te brengen.’ Hij trok er een ‘spoor’ mee door diverse vergaderzalen. ‘In de hoofden van de gebruikers van het gebouw is elk wandtapijt verbonden met een van de generieke werkruimtes, en kan het de “mentale reproductie” oproepen van een of meerdere andere: zo werkt het Geheugenspoor.’ LLS 387 toont nu de cyclus voor het eerst publiek als één geheel. En zoals de gebruikers van het Ellipsgebouw de aparte werken in hun onderlinge verhouding enkel mentaal konden oproepen, wordt de gehele cyclus uitgedaagd om dit op een ander niveau voor de bezoekers van LLS te bewerkstelligen, namelijk een spoor te trekken richting een nieuw hoofdstuk van LLS: ‘Geheugenspoor’ van Willem Oorebeek is de laatste tentoonstelling die in de ruimte gelegen in de Lange Leemstraat 387 zal plaatsvinden. LLS 387 verhuist op het einde van dit jaar naar de Paleisstraat 140 en wordt ‘LLS Paleis’. Daar zal – onder de nieuwe leiding van Stella Lohaus - de eerste tentoonstelling openen begin maart 2018. Citaten: Catherine Robberechts in Kunst in het Ellipsgebouw, Brussel, Team Vlaams Bouwmeester (kunstcel), 2010, pp. 29-30 en in Kunst in opdracht 2006 -2013, Brussel, Team Vlaams Bouwmeester (kunstcel), 2015, pp. 64 en 158-163.
Bron: