Vandaag om 12:50 | Bron: BELGA - -
Links: Claudy Pierret. Rechts: Sally Van Hecke.
De Brusselse kortgedingrechter doet zo snel mogelijk uitspraak over de vraag van het Antwerpse parket om de uitzending van het tv-programma ‘Cold case’ te verbieden. De advocaten van het Antwerpse parket en van de programmamakers hebben donderdagvoormiddag hun argumenten in allerijl uiteengezet, aangezien de eerste uitzending voor donderdagavond gepland is.
Het productiehuis Het Nieuwshuis heeft met ‘Cold case’ een reeks uitzendingen gemaakt over de onopgeloste moord op Sally Van Hecke in Antwerpen in 1996. Volgens de makers hebben ze in het dossier een doorbraak bereikt en zouden ze de naam van de “vermoedelijke dader” bekendmaken. Een naam werd niet gegeven, maar het zou gaan om de veroordeelde seriemoordenaar Claudy Pierret.
“Het eerste onderzoek naar de moord leverde geen dader op maar nadat onderzoeksjournalist Kurt Wertelaers in 2017 naar het parket stapte met de resultaten van zijn eigen onderzoek, werd het onderzoek heropend en werd een nieuwe onderzoeksrechter aangesteld”, zei de advocaat van het Antwerpse parket. “Dat onderzoek is volop bezig, er zijn huiszoekingen uitgevoerd, er is DNA-onderzoek gebeurd. Sinds begin 2017 was er geen contact meer met de journalist, tot het persbericht van VTM waarin de uitzending werd aangekondigd.”
“Tendentieus”
Het parket probeerde nadien naar eigen zeggen te overleggen met de programmamakers en kreeg de eerste uitzending te zien. Daaruit blijkt dat er een aantal ernstige problemen zijn met het programma, aldus de advocaat: “Het programma is tendentieus, er zitten onwaarheden en onjuistheden in. Bovendien dreigt het onderzoek gecontamineerd te worden. Het gevaar bestaat dat een aantal bewijselementen verloren gaan of later niet meer kunnen gebruikt worden om de dader te vervolgen. Dat is nochtans wel duidelijk de bedoeling van de onderzoekers maar daarvoor moeten ze wel de dader eerst kunnen confronteren met die bewijselementen. Als dit programma wordt uitgezonden, kunnen we niet verzekeren dat de dader gevonden en vervolgd wordt.”
Volgens het parket wordt niet alleen het vermoeden van onschuld geschonden, maar begaan de makers ook inbreuken op de deontologische code van de journalisten.
Dat alles wordt door de programmamakers ten stelligste ontkend. “Van inbreuken op de deontologie is geen sprake, en journalisten zijn sowieso niet gehouden aan het vermoeden van onschuld”, zei meester Verbist, de advocaat van VTM. “Journalisten hebben bovendien het recht om kritisch verslag uit te brengen over lopende strafonderzoeken, en daarover eigen hypotheses te opperen.”
Het geheim van het onderzoek is volgens de advocaat op hen niet van toepassing en zij zijn ook niet verantwoordelijkheid voor de correctheid van de bewijsgaring. “Verschillende Belgische rechtbanken hebben ook al geoordeeld dat een preventief uitzendverbod in strijd is met het EVRM. Bovendien, als achteraf blijkt dat de programmamakers zich vergist hebben, zijn enkel zij daarvoor verantwoordelijk. Op een eventuele aansprakelijkheidsvordering achteraf zijn ze ook voorbereid.”