Het bouwen van een stadhuis is een dure zaak. Dat was in de zestiende eeuw niet anders. Om de bouw van het stadhuis te betalen, besloot het stadsbestuur om winkelpanden te verhuren op de gelijkvloerse verdieping.
Er was ruimte voorzien voor 45 winkels en magazijnen. In november 1562, terwijl men nog volop aan de eerste verdieping bouwde, namen de winkeliers al hun intrek op de gelijkvloerse etage. I n 1584 verhuurde de stad winkels aan zelfstandigen met verschillende beroepen. Onder meer aan een tonnenmaker, een hoedenverkoper, schoenlapper, droogscheerder ... Ook de waard van een nabijgelegen herberg en de concierge van het stadhuis zelf huurden er een kelder.
In de 19e eeuw gebeurde het verhuren per opbod, telkens voor drie of vijf jaar. Nog tot 1851 werden lokalen als magazijn of pakhuis verhuurd aan lokale handelaars. De panden kregen na de verschillende renovaties nog allerlei functies zoals een gevangenis, opslagruimte en als werkruimte voor stadsdiensten.