Wie goed kijkt, ziet dat de Bist een driehoekige vorm heeft. Dat is geen toeval. Het centrum van het hedendaagse Wilrijk ontstond in de Frankische periode (ca. vijfde tot achtste eeuw na Christus). Frankische bewoners bouwden hun dorpen vaak op een hoger gelegen terrein waar water aanwezig was. Ze omheinden een ruim stuk land rond de bron in de vorm van een driehoek. Hier kon het verzamelde vee drinken en grazen. Het omheind stuk grond groeide uit tot het dorpsplein en de ontmoetingsplaats voor alle Wilrijkenaren. Er werd gespeeld, gefeest, handel gedreven en recht gesproken.
Ook de recente geschiedenis is prominent aanwezig op het plein. In de negentiende en de twintigste eeuw groeide de bevolking van Wilrijk explosief, onder meer door de nabijheid van Antwerpen. In 1873 kreeg Wilrijk een waardig gemeentehuis in neo-renaissancestijl, ontworpen door architect Eugeen Gife. In het gebouw werden ook een ‘gevangenhuis’ en veldwachterswoning ondergebracht. De Bist werd in die periode verfraaid tot een mooi aangelegd plein. In de jaren 1920 en 1930 werd het gemeentehuis stelselmatig uitgebreid.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide de welvaart sterk. Beleidsmakers keken vooral vooruit en overal in het land verrezen grote bouwprojecten in de steden. Ook Wilrijk bleef niet achter. In 1960 schreef het gemeentebestuur een nationale prijskamp uit om de gemeentekern te ‘herscheppen’. De twee winnende architecten Leirens en Sepelie mochten een complex in het gebied tussen de Bist, de Heistraat, de Jules Moretuslei en de Koningin Elisabethstraat ontwerpen. Er waren hevige voor- en tegenstanders. Nadat alle gebouwen onteigend en gesloopt waren, begonnen de werken in 1970. Het winkelcentrum opende zijn deuren in 1973 en de appartementen vielen dankzij sociale premies binnen het budget van veel gezinnen.
De Franken waren zeker niet de eerste mensen die zich permanent op het grondgebied van Wilrijk vestigden. Niet ver van de Bist werden grafurnen gevonden die ongeveer 2500 jaar oud zijn. Die vondst toont aan dat er in Wilrijk een Keltische nederzetting was. In de Gallo-Romeinse periode (de eerste eeuwen na Christus) was er vermoedelijk ook een nederzetting. Aangenomen wordt dat de naam Wilrijk is afgeleid van ‘Villariacum’, een Latijns woord voor een kleine nederzetting die afhing van een grotere villa of vicus. Het gebied rond de Bist bleek voor nieuwe bevolkingsgroepen telkens gunstig terrein te zijn!
Op de Bist stond vroeger een zuil die dienst deed als schandpaal of ‘kaak’. Veroordeelden werden er als straf voor een klein misdrijf enkele uren aan het volk getoond of ‘aan de kaak gesteld’. Omstaanders scholden de veroordeelde vaak uit of bekogelden hem met eten of modder. In de loop van de achttiende eeuw werd de straf steeds minder toegepast en ze verdween definitief uit het strafrecht in 1867.
In de rekeningen staat te lezen dat Wilrijk aan het einde van de zeventiende eeuw een nieuwe stenen kaak kocht. Historici dachten lang dat die oude kaak dienst deed als sierzuil op de pomp uit 1872. Maar dat klopt waarschijnlijk niet. Tijdens de recente restauratie ontdekte men dat de zuil gemaakt is in een Franse kalksteen die pas later in onze streken werd gebruikt.