Eind dit jaar start in verschillende gemeenten een proefproject waarbij vingerafdrukken op identiteitskaarten worden geplaatst. Dat plan van ex-minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) en zijn opvolger Pieter De Crem (CD&V) botste eerder al op kritiek en valt ook bij Matthias Dobbelaere-Welvaert op een koude steen. In deze opinietekst doet hij de mogelijke gevaren haarfijn uit de doeken.
Voor wie nog niet helemaal mee zijn met het nieuws: onze Belgische overheid had graag uw vingerafdrukken.
Was de toenmalige Staatsecretaris van Privacy, Philippe De Backer (Open VLD) niet tussengekomen, Jambon had vast zijn zin gekregen. Er kwam echter een typisch Belgisch compromis tot stand: de vingerafdrukken (van de rechter- en linkerwijsvinger ) worden ingezameld door de steden & gemeenten, en komen op de eID terecht maar (nog) niet in een algemene databank. Ze blijven wel drie maanden beschikbaar.
Het is daarbij nog steeds volkomen onduidelijk wie de gegevens zal verwerken, waar uw vingerafdrukken heengaan gedurende de drie maanden, welk systeem tot de beschikking zal staan van de ambtenaren op stedelijk en gemeentelijk niveau, en vooral, welke echte meerwaarde deze vingerafdrukken hebben.
De wet op de vingerafdrukken werd - ondanks het negatief advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit - gestemd op 14 november 2018, met 74 voor en 40 tegen.
Men kan veel verwijten aan politici, maar een grote interesse in onze privacy, is er geen van.